De voormalige Solventfabriek in Verviers is openbaar eigendom dat wordt beheerd door groepen vrijwilligers. Sinds 2003 herbergt het een belangrijke collectie textielmachines, een complete wolontvettingseenheid inclusief verschillende stoommachines, twee oude trams en een collectie drukmachines.
In de 19e en 20e eeuw was Verviers een van de machtigste Europese steden op het gebied van de lakennijverheid, het wassen van wol en de wolhandel. Reeds in de 18e eeuw was het bekend om zijn producten en in 1800 profiteerde het van de technologische vernieuwingen die op verzoek van plaatselijke industriëlen werden ingevoerd door de Engelsman William Cockerill en zijn zonen (zonen die in 1817 in Seraing een ijzerbedrijf stichtten die de grootste van Europa werd). De textielindustrie in Verviers begon vanaf ongeveer 1955 sterk achteruit te gaan en verdween bijna volledig aan het eind van de eeuw.
De Solvent wolontvettingsfabriek werd door de wolwerkers van Verviers werd opgericht door Amerikaanse technologie te importerenwerd. De fabriek werd in 1900 in bedrijf genomen. Het betekende een industriële innovatie (te danken aan de Amerikaan Emile Maertens, 1865-1925), aangezien ontvetten gebeurde in een chemisch proces in plaats van door onderdompeling en roeren in water. Deze technologie was echter duurder en is niet ingeburgerd geraakt. Het bedrijf slaagde er echter in de neergang van de plaatselijke textielindustrie te overleven en ging verder onder de naam Traitex, niet ver van zijn oorspronkelijke locatie.