• 663
  • 664
  • 665

Korte geschiedenis van de watervoorziening van Lyon

 
In 43 v. Chr. vestigden de Romeinen zich op de heuvel Fourvière en verzamelden het regenwater in regenputten. Vanaf 20 v. Chr. werden vier aquaducten gebouwd om Lugdunum, de hoofdstad van Gallië, van water te voorzien.  De overblijfselen van deze aquaducten (Mont d'Or, Yzeron, Brévenne, Gier) vormen een van de belangrijkste complexen in de wereld. Zij vormen een illustratie van de techniek van de omgekeerde sifon, een techniek die perfect werd beheerst door Romeinse ingenieurs. Deze aquaducten leveren 45 000 m³ per dag.
Helaas is deze knowhow op het gebied van waterdistributie in de Middeleeuwen verdwenen. De sterke menselijke concentratie in combinatie met de zwakte van de stedelijke diensten leidt dan tot de vervuiling van de rivieren.
De situatie veranderde niet veel tot de 19e eeuw. Aristide Dumont, een waterbouwkundig ingenieur, stelde voor de stad te voorzien van water uit de Rhône, gefilterd en opgepompt door pompen. De Compagnie Générale des Eaux, die in 1853 voor Lyon was opgericht, schreef een aanbesteding uit voor de levering van openbaar water in Lyon.
Voor de eerste keer werd de openbare dienst van de waterdistributie door een gemeenschap aan een particuliere onderneming toevertrouwd. Binnen 4 jaar verbond de Maatschappij zich ertoe 120 publieke pompen en 200 hydranten te installeren voor de openbare dienst in de straat.
In 1856 werden de drie Schneider bestelde en in Le Creusot gebouwde machines, Cornish pompen genaamd, en zes stoomketels in gebruik genomen.