• 631
  • 632
  • 633

Door de afkoop van de Scheldetol voor goederenvervoer kende de Antwerpse haven in de 19de eeuw een grote stijging van het goederenverkeer en ontstond de nood om walkranen te installeren die door een centrale energiebron werden aangedreven. Er kwam slechts 1 energiesysteem in aanmerking: het in 1846 door William Armstrong ontwikkelde hydraulische drijfkracht. De kern van dergelijk systeem is het pershuis, waar koud water onder druk wordt gezet.

Het hart van het Zuiderpershuis waren de stoomketels, stoommachines en de accumulatoren. In de stoomketels werd water omgezet in stoom en aandrijving. De stoomleidingen waren aangesloten op stoommachines die in staat waren om per minuut 1820 liter water via een hogedrukpomp op de vereiste druk te brengen. De machines dreven ook de voedingspompen aan die dokwater opstuwden naar het waterreservoir. Van hieruit ging het water naar de hogedrukpomp en kwam het, onder druk van ca. 50 bar, in de cilinder van de accumulator terecht.

De accumulator is te vergelijken met een verticaal gehouden fietspomp, waar onderaan water ingeduwd wordt, waardoor de zuiger en het handvat (de zeven meter hoge en ca. 100 ton zware ballastkist van de accumulator) gaan stijgen. In de bovenste stand gekomen werd, via een schakelaar, de perspomp stilgelegd. De hydraulische energie stroomde dan door het leidingennet naar de kranen, bruggen, sluizen en kaapstanders opgesteld langs de Scheldekaaien (Zuidstation tot Bonapartesluis) en rond de kaaien van de Zuiderdokken. Wanneer de zuiger weer gezakt was door gebruik van perswater, werd de perspomp opnieuw in gang gezet.